Administratief recht – Schorsing (uiterst dringende noodzakelijkheid) – COVID-19-maatregelen – Sluitingsuur nachtwinkels

citation manager

Datum: 10-08-2020

Raad van State - Conseil d’Etat

Inhoud: Bij de arresten nrs. 248.131 en 248.132 van 10 augustus 2020 verwerpt de Raad van State de vorderingen die door uitbaters van nachtwinkels werden ingesteld tot schorsing van de federale maatregel, in het kader van de bes...trijding van de heropflakkering van het coronavirus SARSCoV-2, om het sluitingsuur van de nachtwinkels te vervroegen tot 22.00 uur. De Raad van State oordeelt dat de maatregel een deugdelijke grondslag vindt in de vastgestelde toename van het aantal besmettingen, meer dan voorheen in de jongere leeftijdscategorieën, en het algemeen vastgestelde risico van het ontstaan van een “alternatief nachtleven” na het sluitingsuur van de horeca, waarbij het gebruik van alcohol die kan worden aangeschaft in de nachtwinkels een belangrijke rol speelt. De maatregel wordt op het eerste gezicht niet onevenredig bevonden met het vooropgestelde doel, namelijk te vermijden dat na de sluiting van de horeca feestelijke activiteiten op de openbare weg worden voortgezet, waarbij voorts alcohol wordt geconsumeerd, waardoor de na te leven maatregelen van social distancing teloorgaan en aldus de beheersing van de gezondheidscrisis in het gedrang komt. verberg

Gerechtelijke reorganisatie – Collectief akkoord – Reorganisatieplan – Homologatie

citation manager

Datum: 12-12-2019

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: In de artikelen XX.70 en volgende WER is omschreven waaraan het reorganisatieplan moet voldoen om ter stemming te kunnen worden voorgelegd aan de schuldeisers in de opschorting. De informatie die de schuldenaar in dit pl...an geeft moet volledig en juist zijn. De vaststelling dat de gegeven informatie onvolledig of onjuist is houdt daarom tegelijk de vaststelling in dat de pleegvormen niet werden nageleefd door de schuldenaar en leidt tot de weigering van de homologatie indien geredelijk kan worden aangenomen dat de onvolledigheid of onjuistheid van aard is geweest om de stemming te beïnvloeden. Het reorganisatieplan moet krachtens artikel XX.71 WER nauwkeurig beschrijven welke rechten de schuldeisers in de opschorting hebben en welke wijzigingen hun rechten zullen ondergaan door de goedkeuring van het plan. Die informatie moet de individuele schuldeiser in de opschorting niet alleen toelaten om te beoordelen of hij kan instemmen met hetgeen het plan voorziet wat zijn individuele schuldvordering betreft, maar hem ook toelaten om na te kijken hoe zijn individuele schuldvordering behandeld wordt in vergelijking met de schuldvorderingen van de andere schuldeisers om desgevallend zijn goedkeuring van het plan daarvan te laten afhangen. Dat de intra-groepsvorderingen van appellante zijn achtergesteld, werd niet meegedeeld aan de schuldeisers in het plan en kwam maar ter sprake bij de stemming over het plan. Door zonder enige motivering ter zake in het plan de schuldeisers met een achtergestelde schuldvordering op gelijke voet te behandelen als de gewone schuldeisers heeft appellante de indruk gewekt dat er geen achterstelling bestond. Op basis van voormelde motieven neemt het hof aan dat het stemgedrag beïnvloed werd door de onvolledige en onjuiste informatie en weigert het dienvolgens om het reorganisatieplan te homologeren. verberg

Strafrecht – Belaging – Herkenbaar fotograferen van politieagenten tijdens interventie – Delen van deze foto’s op sociale media om uiting te geven aan de afkeuring van de interventie – Eenmalig feit maar terugkerende gevolgen – Geen bijzonder opzet vereist

citation manager

Datum: 19-02-2020

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: Van het misdrijf belaging is niet enkel sprake wanneer de rust van een ander door herhaald gedrag ernstig verstoord wordt, maar ook wanneer zulks het gevolg is van eenmalig handelen met voor de slachtoffers terugkerende ...gevolgen. Aan die laatste hypothese beantwoordt het op Facebook plaatsen van foto’s waarop twee agenten tijdens een interventie herkenbaar zijn, dit om uiting te geven aan zijn verontwaardiging over het volgens hem onrechtmatig politieoptreden. Vermits belaging geen bijzonder opzet vereist, is de omstandigheid dat beklaagde niet de intentie had om een misdrijf te plegen en enkel zijn verontwaardiging wou ventileren zonder relevantie. Het volstaat dat de dader wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van het slachtoffer ernstig zou verstoren. verberg

Verbintenissen – Bewijsrecht tussen ondernemingen – Factuur – Protest – Ongegrond – Gevolgen

citation manager

Datum: 24-02-2020

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: Opdat het feitelijk vermoeden van een aanvaarding van een factuur door een onderneming zou worden belet, moet er sprake zijn van een daadwerkelijk, tijdig en gegrond protest. Van een daadwerkelijk protest is slechts spra...ke in geval van ondubbelzinnig uitgedrukte en duidelijk gemotiveerde afwijzing van de in de factuur neergelegde aanspraak. Het protest heeft alleen gevolg wanneer het precies en duidelijk is. Bovendien moet het concreet zijn. De beperking van de protestbrief tot een aantal redenen heeft tot gevolg dat enkel die redenen in aanmerking mogen worden genomen. De latere ingeroepen redenen moeten buiten beschouwing blijven als laattijdig. De aanvaarde factuur levert tegenover een onderneming een feitelijk (weerlegbaar) vermoeden op van overeenstemming tussen de gefactureerde prestaties met de inhoud van de onderliggende overeenkomst. Bij gebreke aan tegenbewijs geeft de aanvaarde factuur een juiste weergave van de tussen partijen afgesloten overeenkomst. verberg

Personenbelasting – Uitbreiding onderzoekstermijn artikel 333 WIB 1992

citation manager

Datum: 31-03-2020

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: De enkele niet-aangifte van belastbare inkomsten, zelfs al zijn deze aanzienlijk, is op zich onvoldoende als bewijs van enig bedrieglijk opzet bij die niet-aangifte. In het voorliggende geval blijkt echter uit de voorlig...gende stukken op afdoende wijze dat het bedrag van 280.000 euro aan bedrijfsleidersbezoldiging niet werd aangegeven met bedrieglijk opzet of met oogmerk om te schaden. Appellanten betwisten niet dit bedrag op hun privérekening te hebben ontvangen. Niettemin werd dit bedrag niet opgenomen in de aangifte in de personenbelasting. Gelet op de hoegrootheid van dit bedrag en de wijze van storting op de privérekening op dezelfde dag kan de nihilaangifte geenszins als een materiële vergissing worden gekwalificeerd. Een toepassing van de verlengde aanslagtermijn van artikel 354, tweede lid WIB 1992 is dus mogelijk en wettig. Dat de sommen ontvangen zijn als vergoeding voor een activiteit van bedrijfsleider, wordt door de Belgische Staat evenwel als niet geldig bewezen. Het hof van beroep beveelt de heropening van de debatten met het oog op de eventuele toepassing van artikel 356 WIB 1992 en de voorlegging door de Belgische Staat van een subsidiaire aanslag, na vernietiging van de bestreden aanslag wegens afwezigheid van bewijs van de kwalificatie “bedrijfsleidersbezoldiging” voor de erin belaste inkomsten. verberg

Btw-vrijstelling intracommunautaire levering van juwelen en goud – Omvang van de bewijslast van de leverancier – Goede trouw van de leverancier – Bewijs van vervoer en aankomst van de goederen – Administratieve geldboete inzake btw – Omvang van de controle door de fiscale rechter – Evenredigheidstoets – Uitstel van tenuitvoerlegging van de administratieve geldboete wettelijk niet voorzien – Evenredigheid van een administratieve geldboete inzake btw berekend aan 300 % (art. 70 WBTW) omwille van aangetoond frauduleus opzet bij de intracommunautaire levering

citation manager

Datum: 31-03-2020

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: De btw-vrijstelling wegens intracommunautaire levering van juwelen en goud (art. 39bis, eerste lid, 1 WBTW) is afhankelijk van het bewijs dat de goederen verzonden of vervoerd zijn buiten België maar binnen de Gemeenscha...p en dat de levering geschiedt voor een belastingplichtige of voor een niet-belastingplichtige rechtspersoon die voor de btw geïdentificeerd is in een andere lidstaat (art. 1 en 2 KB nr. 52). Voor de vrijstelling is vereist dat de verkoper van de goederen, in casu verweerster in hoger beroep, op ieder ogenblik in het bezit is van alle stukken waaruit de echtheid van de intracommunautaire levering blijkt (art. 3 KB nr. 52). De bewijslast van de verzending of het vervoer buiten België en van de aard van de ontvanger van de goederen berust bij de btw-plichtige leverancier, die dat bewijs kan leveren aan de hand van een geheel van gebruikelijke en met elkaar overeenstemmende handelspapieren. Zelfs indien de aanwezigheid van zo’n bewijs door de administratie niet betwist kan worden op louter formele gronden, vereist een bewijs wel degelijk nog steeds een invulling van die bewijslast aan de hand van concrete gegevens. In de voorliggende situatie gaat het om welwillendheidsverklaringen en door de leverancier opgestelde stukken zodat het hof van beroep de aanwezigheid van een dergelijk bewijs niet aanneemt. Ook de beweerde goede trouw van de leverancier vereist nog steeds een daadwerkelijk hoger bedoeld bewijs en stelt hem er niet van vrij. Aangaande de administratieve boete van 200 % (art. 70 WBTW) houdt de controle met volle rechtsmacht door de fiscale rechter een evenredigheidstoetsing in, die in het voorliggende geval evenwel leidt tot de vaststelling van het verantwoord zijn van een boete berekend aan 200 % van de ontdoken btw. verberg

Handelsnaam – Vennootschapsnaam – Verwarringsgevaar – Criteria – Geografische nabijheid – Artikel 10bis, 3) van het Unieverdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom – Artikel VI.104 WER en artikel VI.105 WER – Artikel 2:3 WVV

citation manager

Datum: 01-04-2020

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: [1.] In het algemeen wordt aangenomen dat er een schending is van de handelsnaamrechten als er een gevaar voor verwarring bestaat. Het bewijs van daadwerkelijke verwarring is niet vereist. De partij die zich op de verwar...ring beroept dient wel aan te tonen dat de verwerende partij verwarring zou kunnen stichten in het geografisch gebied waar de oudere handelsnaam van de eisende partij gebruikt wordt. [2.] Bij de beoordeling van het gevaar voor verwarring tussen handelsnamen wordt rekening gehouden met drie criteria: 1) de gelijkenis tussen de benamingen zelf, 2) de aard van de respectieve commerciële activiteiten, 3) het territorium waarop de activiteiten worden uitgeoefend. [3.] Het risico voor verwarring is groter naarmate de handelsnaam een grote onderscheidende kracht heeft. [4.] Bij de beoordeling van de geografische uitstraling dient rekening te worden gehouden met de bekendheid van de handelsnaam van de eisende partij. [5.] Bij conflicten tussen een handelsnaam en een vennootschapsnaam wordt er aan de vennootschapsnaam voorrang gegeven, wegens de directe, absolute bescherming geboden in de vennootschapswetgeving. verberg

Btw – Artikel 51bis, § 4 WBTW hoofdelijke gehoudenheid inzake btw – Artikel 45, § 2 WBTW aftrekregeling btw – Afwezigheid van onregelmatigheid van proces-verbaal inzake btw bij verderzetting van controlewerkzaamheden door andere btw-ambtenaar en afwerking door deze van proces-verbaal – Termijn opstellen proces-verbaal

citation manager

Datum: 21-04-2020

Hof van Beroep - Cour d'Appel

Plaats: Antwerpen

Inhoud: Het loutere feit dat een proces-verbaal werd opgesteld door de ene fiscale ambtenaar belast met een controle inzake btw, die het onderzoek dat werd opgestart door een andere ambtenaar heeft verdergezet en dit enerzijds o...p basis van de door die eerste bekomen onderzoeksresultaten, zijnde gegevens die zich reeds in het administratief dossier bevonden, en anderzijds op basis van de eigen vaststellingen die hij had gedaan, is op zich geen reden om te besluiten tot onregelmatigheid van het proces-verbaal. Het tijdsverloop tussen de controle en het opstellen van het proces-verbaal kan weliswaar onder omstandigheden de rechten van verdediging aantasten van de belastingplichtige. Maar dit heeft op zich nog niet de nietigheid van het proces-verbaal tot gevolg. Artikel 51bis, § 4 WBTW voorziet in een hoofdelijke gehoudenheid voor de belastingplichtige om de btw te voldoen, samen met de persoon die krachtens artikel 51, §§ 1 en 2 WBTW de schuldenaar ervan is, als hij op het tijdstip waarop hij een handeling heeft verricht, wist of moest weten dat de betaling van de btw, in de ketting van de handelingen, niet werd gedaan of zal worden gedaan met de bedoeling om de btw te ontduiken. Het hof van beroep aanvaardt dat bewijs op grond van een geheel van opgesomde feitelijke omstandigheden. verberg

[1.] Gerechtelijke vereffening-verdeling – Boedelbeschrijving – Eed – Vorm [2.] Gerechtelijke vereffening-verdeling – Aanstelling notaris – Vervanging – Onpartijdigheid – Schorsing van de werkzaamheden

citation manager

Datum: 03-06-2020

Rechtbank van Eerste Aanleg - Tribunal de Première Instance

Inhoud: [1.] De eedaflegging bij een boedelbeschrijving hoeft niet noodzakelijk mondeling te worden afgenomen. Al gebeuren de meeste eedafleggingen mondeling, het is niet zo dat het juridisch concept van de eedaflegging principi...eel een mondelinge verklaring behelst. [2.] Uit het enkele feit dat de boedelnotaris jaren geleden werkte op een ander notariskantoor als medewerker in welk kantoor een akte werd verleden die voorwerp is van discussie, zonder dat wordt aangetoond dat hij persoonlijk bij het dossier was betrokken, kan niet worden afgeleid dat de boedelnotaris niet meer objectief kan oordelen. [3.] Een vordering tot vervanging van notaris schorst de werkzaamheden van de boedelnotaris niet. verberg

Strafrecht – Misbruik van vertrouwen t.a.v. een echtgenoot – Verschoningsgrond – Artikel 492 Sw. juncto artikel 462 Sw. – Onontvankelijkheid van de strafvordering ab initio – Redelijke termijn – Aanvangsdatum – Criteriabeoordeling

citation manager

Datum: 22-06-2020

Rechtbank van Eerste Aanleg - Tribunal de Première Instance

Inhoud: Met toepassing van artikel 492 Sw. juncto artikel 462 Sw. geldt dat beklaagde – die ten tijde van de vervolgde feiten gehuwd was met de burgerlijke partij – geniet van een beslissende verschoningsgrond. Gezien artikel 49...2 Sw. juncto artikel 462 Sw. een absolute grond van verschoning betreft, had deze onontvankelijkheid reeds van bij aanvang van het gerechtelijk onderzoek door de onderzoeksrechter moeten worden vastgesteld. De aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden geplaatst op het tijdstip waarop beklaagde naar aanleiding van de klacht van de burgerlijke partij bij de procureur des Konings voor het eerst door de politie werd verhoord. Wanneer de procedure in haar geheel bekeken wordt, moet worden vastgesteld dat het gevoerde onderzoek meermaals zeer lange tijd geen voortgang kende zonder dat hiervoor een verklaring kan worden gevonden in de complexiteit van de zaak of de houding van de beklaagde. verberg